HEER, hoor mijn gebed, laat mijn hulpkreet U bereiken. Verberg Uw gelaat niet voor mij, nu ik in nood verkeer. Wil naar mij luisteren, antwoord mij haastig nu ik roep.
Mijn dagen vervliegen als rook, mijn gebeente gloeit als vuur. Mijn hart is verschroeid en verdord als gras, ik vergeet mijn brood te eten. Ik ben door mijn klagen tot op het bot vermagerd.
Ik ben als een uil in de woestijn, een steenuil in een verlaten bouwval, slaap ken ik niet, ik ben eenzaam als een vogel op het dak. Mijn vijanden honen mij weg, heel de dag word ik bespot en verwenst.
As is het brood dat ik eet, het water dat ik drink vermeng ik met tranen, want Uw toorn is tegen mij ontbrand, U tilde mij op en smeet mij neer. Mijn dagen gaan heen als een schaduw, ik moet verdorren als gras.
Maar U, HEER, troont voor eeuwig, Uw roem zal duren, geslacht na geslacht. U zult opstaan en U over Sion ontfermen, de tijd van genade is gekomen, dit is het uur, want Uw dienaren hebben de stenen van Sion lief, de ruïnes vervullen hen met deernis.
Alle volken zullen de naam van de HEER vrezen, alle koningen van de aarde Zijn majesteit eren als de HEER Sion heeft opgebouwd en Hij in majesteit is verschenen, als Hij zich neigt tot het gebed van de ontheemden en zich van hun bidden niet afkeert.